Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Comptabiliteitswet 2001

 

Artikel 91
1
Onverminderd het anders bij wet bepaalde heeft de Algemene Rekenkamer de in de volgende leden vermelde bevoegdheden ten aanzien van:
a
naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, waarvan de Staat het gehele of nagenoeg het gehele geplaatste aandelenkapitaal houdt;
b
naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, andere dan onder a bedoeld, waarvan de Staat ten minste 5% van het geplaatste aandelenkapitaal houdt, indien daarmede een groter financieel belang is gemoeid dan een door Onze Minister van Financiën vast te stellen bedrag;
c
rechtspersonen, commanditaire vennootschappen en vennootschappen onder firma waaraan de Staat of een derde voor rekening of risico van de Staat rechtstreeks of middellijk een subsidie, lening of garantie heeft verleend;
d
rechtspersonen voor zover die een bij of krachtens de wet geregelde taak uitoefenen en daartoe geheel of gedeeltelijk worden bekostigd uit de opbrengst van bij of krachtens de wet ingestelde heffingen.
2
Aan de hand van dossiers, aanwezig bij Onze verantwoordelijke Minister dan wel bij de instelling, bedoeld in het achtste lid, kan de Algemene Rekenkamer kennis nemen van jaarrekeningen, daarop betrekking hebbende rapporten van hen die deze jaarrekeningen hebben gecontroleerd en overige bescheiden, en kan zij bij Onze Minister dan wel die instelling daarover nadere inlichtingen inwinnen.
3
Indien de bescheiden, bedoeld in het tweede lid, haar daartoe aanleiding geven, of een of meer bescheiden ontbreken, is de Algemene Rekenkamer bevoegd bij de betrokken rechtspersonen of bij de betrokken commanditaire vennootschappen of vennootschappen onder firma daarover nadere inlichtingen in te winnen dan wel van hen het overleggen van die bescheiden te vorderen. Het inwinnen van nadere inlichtingen en het vorderen van bescheiden heeft, indien het De Nederlandsche Bank N.V. betreft, niet betrekking op taken ter uitvoering van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.
Het inwinnen van nadere inlichtingen en het vorderen van bescheiden geschiedt, indien het de vennootschappen betreft, bedoeld in het eerste lid, onder b, door tussenkomst van Onze Minister en heeft wat het vorderen van bescheiden betreft uitsluitend betrekking op de jaarrekeningen en rapporten, bedoeld in het tweede lid.
4
De Algemene Rekenkamer kan tevens bij de betrokken rechtspersonen en vennootschappen een onderzoek instellen, behalve bij de vennootschappen, bedoeld in het eerste lid, onder b, en bij De Nederlandsche Bank N.V., voor zover het de uitvoering van taken ter uitvoering van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap betreft. Een onderzoek geschiedt bij de betrokken rechtspersoon of vennootschap mede aan de hand van de administratie of bij de derde die de administratie in opdracht van de rechtspersoon of vennootschap voert. Onze betrokken Minister wordt door de Algemene Rekenkamer van haar voornemen een dergelijk onderzoek in te stellen in kennis gesteld. Artikel 87, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing.
5
Onverminderd het tweede lid en onverminderd haar bevoegdheid tot eigen onderzoek maakt de Algemene Rekenkamer zoveel mogelijk gebruik van de resultaten van door anderen verrichte controles. Artikel 86, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
6
De Algemene Rekenkamer is bevoegd inzage te vorderen in de controledossiers van de accountant die de bescheiden, bedoeld in artikel 43, tweede lid, onder a en b, heeft gecontroleerd van de in het eerste lid, onder c en d, bedoelde rechtspersonen en vennootschappen. Artikel 43a, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
7
De Algemene Rekenkamer kan haar bevoegdheden uitoefenen zolang als en over de jaren dat de Staat daarbij belang heeft dan wel, voor zover het betreft rechtspersonen of commanditaire vennootschappen of vennootschappen onder firma als bedoeld onder d van het eerste lid, zolang als en over de jaren dat het algemeen belang dit vordert.
8
De artikelen 5:12, 5:13, 5:15 en 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het gebruik van de bevoegdheid vermeld in het derde lid.
9
Een instelling die bij of krachtens de wet is belast met het uitoefenen van controle op een rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid, onder d, licht de Algemene Rekenkamer op door deze aan te geven wijze volledig in omtrent de controlebevindingen en stelt op aanvraag haar controleprogramma aan de Algemene Rekenkamer ter beschikking.
10
Op aanvraag van Onze verantwoordelijke Minister verstrekt een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of vennootschap onder firma of een instelling als bedoeld in het negende lid zo spoedig mogelijk aan hem kopieën van brieven aan de Algemene Rekenkamer.
11
De Algemene Rekenkamer doet Onze betrokken Minister kopie toekomen van de brieven die zij toezendt aan een rechtspersoon, aan een commanditaire vennootschap of vennootschap onder firma of aan een instelling als bedoeld in het negende lid.
12
De Algemene Rekenkamer deelt aan Onze betrokken Minister, aan de betrokken rechtspersoon of de betrokken commanditaire vennootschap of vennootschap onder firma en aan de betrokken instelling als bedoeld in het negende lid de opmerkingen en bedenkingen mee die zij naar aanleiding van haar bevindingen van belang acht. Aan Onze Minister kan zij ter zake voorstellen doen.
13
De Algemene Rekenkamer verstrekt aan Onze Minister van Financiën, Onze betrokken Minister en aan de Staten-Generaal zodanige mededelingen als zij in het algemeen belang nodig oordeelt.
14
In geval de Algemene Rekenkamer dit in het algemeen belang geboden acht, maakt zij van haar bevindingen melding in een rapport of het verslag, bedoeld in artikel 95, eerste onderscheidenlijk tweede lid.
15
Van gegevens en bevindingen die naar hun aard vertrouwelijk zijn, maakt de Algemene Rekenkamer in afwijking van het veertiende lid geen melding in een rapport of het verslag, bedoeld in artikel 95, eerste onderscheidenlijk tweede lid. Mededelingen aan de Staten-Generaal als bedoeld in het dertiende lid die zodanige gegevens of bevindingen bevatten, verstrekt zij ter vertrouwelijke kennisneming.
16
Voor de toepassing van dit artikel worden onder rechtspersonen, commanditaire vennootschappen en vennootschappen onder firma, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, niet verstaan financiële ondernemingen met zetel in Nederland die een vergunning hebben voor het uitoefenen van het bedrijf van kredietinstelling ingevolge de Wet op het financieel toezicht.
17
Dit artikel is niet van toepassing op provincies, gemeenten, rechtspersoonlijkheid bezittende lichamen, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, voor zover deze niet bij de wet zijn ingesteld, waterschappen, openbare lichamen voor beroep en bedrijf en Kamers van Koophandel en Fabrieken.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •